11/18/2007

YouTube en de brand in het museum

Sinds enkele jaren is het er: YouTube. Sinds wanneer precies is me niet duidelijk, sinds wanneer ook echt iedereen het kent, weet ik ook niet. Sommige dingen zijn er gewoon ineens. Zo ook YouTube. En dat kun je merken.

YouTube lijkt elke dag wel weer dieper verweven in de samenleving. Filmpjes worden druk bekeken, Google kocht de site, terwijl ook de serieuze media er gebruik van het systeem gebruik gaan maken. En dan zijn er ook nog de ‘YouTube-helden’. Een beroemd voorbeeld is Esmée Denters, het slaapkamerzangeresje, die haar ‘optredens’ op YouTube plaatste en daar een contract en een optreden met Justin Timberlake mee verdiende. En wat te denken van het filmpje ‘Stone Island’. Een jongen laat op aparte wijze zijn nieuwe jas zien, meer dan honderdduizend keer werd het inmiddels bekeken.

Omdat sterren als Oprah ook nog een duit in het zakje doen, zorgt YouTube voor een enorme mix van de meest uiteenlopende filmpjes. En dat heeft een grote aantrekkingskracht. YouTube is nu leuk, cool en überhip. Maar het is eigenlijk nog zo veel meer dan alleen hip, zo werd me deze week duidelijk.

Armando Museum
Woensdag werd bekend dat de omstanders van de brand in het Armando Museum in Amersfoort pas erg laat 112 gebeld hebben. Hadden ze dit eerder gedaan, dan had het museum wellicht gered kunnen worden, zo bleek uit een onderzoek naar de brand die waarschijnlijk buiten begon. Veel omstanders of toeschouwers hadden een tijd lang naar de brand staan kijken in de veronderstelling dat iemand anders wel al naar 112 gebeld zou hebben. De brandweer rukte pas uit na een automatische melding van de rookmelder in het gebouw.

Maar omstanders hadden niet alleen staan kijken, zo bleek ook. Ze hadden ook foto’s of filmpjes gemaakt. Twee jongens die de eerste beelden maakten, kregen in het NOS Journaal de vraag waarom ze niet eerst 112 gebeld hadden, bij het zien van de brand. Eén van de jongens vertelde dat ze eigenlijk in shock waren, en vervolgens hun mobiele telefoons hadden gepakt om de brand te filmen. “Ik dacht, misschien kunnen we het wel op YouTube zetten.”

In het pre-mobiele tijdperk waren mensen misschien wel naar het dichtstbijzijnde huis gerend, om daar dan 06-11 te bellen. Nu hoeft dat niet meer, bijna iedereen heeft een mobiel op zak. En dus zou je denken dat hulpdiensten nog sneller ter plaatse kunnen zijn. Maar nu grijp je bij het zien van een brand die mobiele telefoon, dat apparaat waar vroeger ook nog wel eens mee gebeld werd, je schakelt de camerafunctie in en je maakt een briljant filmpje. Uploaden maar.

Spektakel
Terwijl het filmpje binnenliep, brandde het museum af. Ach ja, laten we eerlijk zijn. Schilderijen, beelden, dat zijn toch ook allemaal oude media. En die schilderijen van Van Ruisdael, staan die niet ergens online?

Voor de twee jongens was dit een nieuw spektakel, normaal zie je zoiets online of in een film, nu een keertje in het echt, what’s the difference. En ook zij dachten dat anderen het alarmnummer al wel gebeld zouden hebben. Dus als je dan de producent van beelden op YouTube kan zijn, pak je natuurlijk die kans.

Weet je wat Esmée Denters trouwens deed toen ze optrad in de Amsterdam Arena? Staand op het podium, tussen de nummers door, het publiek aan haar voeten, pakte ze haar cameraatje en filmde...

8/07/2007

BEDROG

DIT ARTIKEL SCHREEF IK VLAK VOOR DE TOUR BEGON. IK PLAATSTE HET NIET, VOND HET NIET GOED GENOEG. MAAR HET BLEEK TIJDENS DE TOUR WEL HEEL ERG RELEVANT TE ZIJN.

BEDROG
Ik niet meer precies wanneer ik precies mijn eerste touretappe zag, wel wat ik zag. Zwetende coureurs die vochten met elkaar en met de bergen. Tactiek, ploegenstrijd en topsport op de mooiste plekken van deze planeet. Ik weet dat ik direct gegrepen was. Sindsdien kijk ik elk jaar de Tour de France en andere grote wedstrijden die het wielerseizoen kent.

In die jaren zijn er heel wat renners gepasseerd die mijn helden werden. Marco Pantani, Richard Virenque, Laurent Jalabert, Michael Boogerd. Door hun strijdlust, hun dapperheid en hun kamikaze acties wisten ze mijn sympathie te winnen. Hun ontsnappingen, de manier waarop ze de bergen bedwongen, dwongen bij een diep respect af voor de sportmannen in deze tak van sport.

Maar als liefhebber van de wielrensport kun je helaas niet alleen maar bewonderen of volledig ondergedompeld worden in deze bewondering. Om de zoveel tijd wordt dat wat achter het toneel van deze sport gebeurt naar voren gebracht. Dopingbeschuldigingen, soigneurs die opgepakt worden met injectienaalden vol EPO en verdachte artsen die relaties onderhouden met grote delen van het peloton.

Dezelfde Pantani en Virenque werden beide beschuldigd van dopinggebruik, evenals zovele andere renners. Veelvuldig tourwinnaar Lance Armstrong werd achtervolgd door dubieuze beschuldigingen van Franse zijde. Soms werd er iemand gepakt, zoals met een TVM verzorger gebeurde. Maar nog veel vaker volgden vele ontkenningen.

Eigenlijk weet iedereen wel dat er ‘gepakt’ wordt in de wielerwereld. De renners weten het, de journalisten weten het. Het publiek? Een groot deel van het publiek weet het. Maar niemand wil het eigenlijk echt weten. En daarom lullen we er gewoon overheen. Doen we elke zomer weer vrolijk mee met Mart Smeets en zijn we enthousiast over weer een nieuwe tourwinnaar. We doen allemaal net even alsof we gek zijn, terwijl niemand eigenlijk kan zeggen of de wedstrijd eerlijk verlopen is.

De tour van vorig jaar maakte het al stukken moeilijk om deze comedy vol te houden. Favorieten Basso en Ullrich werden net als een groot aantal andere renners op verdenking van dopinggebruik uit de koers genomen. Wat volgde was een wedstrijd zonder favorieten, waarin de Amerikaan Landis uiteindelijk na een wonderbaarlijk herstel de eindzege pakte. De gele trui werd hem uiteindelijk ontnomen na de ontdekking dat ook hij doping had gebruikt. Hoewel ook hij ontkende, bleef er op deze manier helemaal niets over om nog van te genieten.

En vorige week bekende ineens de een na de ander. Aldag, Holm en Zabel. De Telekom ploeg bleek ineens iets anders te zijn dan een degelijk team met harde werkers. En ook Bjarne Riis, tourwinnaar van 1996 bekende ook te hebben gebruikt. Elf jaar heb ik ook Riis als een tourwinnaar gezien, een held die in 1996 de allerbeste was. Een veteraan die nu op professionele wijze de leiding geeft aan een profteam. In een moment bleek de herinnering aan de tourzege van Riis een leugen, elf jaren van bedrog.

Het is de druppel. Waar kun je nog wel op vertrouwen, als niets lijkt wat het is. Want de twijfel begint nu pas echt. Welke tourwinnaars hebben nog meer op onrechte wijze overwinningen behaald? Of wint de beste dopinggebruiker de Tour? Wanneer ik weer naar een etappe zal gaan kijken weet ik nog niet.

2/14/2007

De perfectie van de imperfecte journalistiek

“Journalisten zijn blunderaars, de journalistiek is imperfect”, bijt Arendo Joustra, hoofdredacteur van Elsevier ons op de dinsdagavondlezing van de master Journalistiek toe. Tien tere ‘kinderzieltjes’ van journalisten in wording knakken. Maar het is nu eenmaal zo dat het hele corps van journalisten samen toch goed werk verrichten, zo zegt Joustra. En daarom is het van groot belang, dat ondanks deze fouten, mensen journalistiek werk verrichten.

De alternatieven zijn slechter. Zou niemand meer journalist zijn, dan zouden veel misstanden in de samenleving nooit aan het oppervlak kunnen komen. Zoveel schandalen zouden nooit ontdekt worden. Politici zouden hun eigen gang kunnen gaan. Het leger journalisten dat bijvoorbeeld de politiek in Den Haag volgt, schrijft hier massa’s verhalen over. Tussen deze verhalen zit altijd wel een goed verhaal, dat de vinger op de juist zere plek weet te leggen. Dit systeem is dus ondanks zijn beperkingen veel beter dan een alternatief, zo zegt Joustra. En daarin heeft hij gelijk

'No story is worth dying for - but this was the story of a lifetime'.
Maar als we de woorden van Joustra zo bekijken, komt de journalistiek er wel erg slecht vanaf, terwijl het niet eens zo moeilijk is om het belang van een goede journalistiek aan te tonen. Dit laat de donderdagavondfilm, ‘Live From Bagdad’ ons zien. Deze film draait om een groep CNN reporters die afreist naar Bagdad, vlak voor het begin van de eerste Golfoorlog. Tijdens hun verblijf komen ze onder andere op zeer directe wijze voor de vraag te staan hoe ver ze willen gaan voor een goed verhaal. De tagline van de film laat dat zien: ‘No story is worth dying for - but this was the story of a lifetime’ (bron: http://www.imdb.com/).

De ploeg en in het bijzonder de drie verslaggevers en producer zetten letterlijk hun leven op het spel om een goed verhaal te brengen. Ze zijn de enige die ‘live’ uit Bagdad kunnen uitzenden en dat beseffen ze goed. Ze blijven dan ook bij hun hotelraam zitten om, terwijl de bommen inslaan over de Amerikaanse bombardementen te kunnen berichten. Ze weigeren om voor hun eigen veiligheid de schuilkelder op te zoeken en kiezen voor het verhaal. Kortom, er zijn kennelijk journalisten die bereid zijn heel ver te gaan om een goed verhaal te kunnen brengen.

Zouden er geen journalisten zijn, dan zouden er ook geen mensen zijn die voor een waarschijnlijk niet al te vorstelijk salaris hun leven voor dit soort zaken op het spel te zetten. Zonder de journalistiek zouden waarschijnlijk veel minder mensen de tijd nemen om allerlei zaken uit te zoeken, waardoor de misstanden in de maatschappij aan het licht komen. Juist omdat mensen het label journalist dragen, en hiermee geld kunnen verdienen, wordt dit soort werk verricht. Het is ook precies waarom een fenomeen als ‘Burgerjournalistiek’ voorlopig nog zo weinig oplevert. De tijd en het geld om iets langdurig te onderzoeken, om reizen te maken en naar het buitenland te gaan ontbreken. De professionele journalist heeft hier dus juist wel de tijd en het geld voor.

On the Eve of War
Terwijl de oorlog in Irak op uitbreken staat, besluit een groot deel van de CNN-ploeg in Bagdad te blijven. Verschillende nieuwsorganisaties halen hun mensen wel weg uit het gebied. CNN kan uiteindelijk de nu al legendarische beelden leveren van de eerste bombardementen op Bagdad. Door de dapperheid van deze journalisten is er toch berichtgeving over de oorlog. Was die er niet geweest, dan had men wat betreft deze eerste fase van de oorlog op de Iraakse en Amerikaanse autoriteiten af moeten gaan. Dit is het belang van dit soort journalistiek. Dankzij het doorzettingsvermogen en de moed van deze ploeg is er toch nog een onafhankelijk partij in het gebied aanwezig die de wereld kan laten weten wat er gebeurt.

Maar natuurlijk zien we ook in deze film de imperfectie van de journalistiek (hoewel niet bewust). Persoonlijk kan ik me de berichten over de Iraakse soldaten die de couveuses van de ziekenhuizen in Koeweit leeghaalden nog herinneren. Later blijkt dat deze berichten onjuist waren. Niet waar dus, een blunder, hoewel ik me kan voorstellen fact-checking in oorlogsgebied natuurlijk zeer moeilijk of zelfs onmogelijk is.

De CNN-reporters laten tegelijkertijd ook zien hoe de journalistiek toch goed functioneert. Hun reportage vanuit het hotel in Bagdad mag met recht een kroonjuweel genoemd worden. Het toont aan dat de journalistiek in zijn imperfectie soms ook perfect kan zijn. Voor deze reporters werd de journalistiek die avond in Bagdad ook een missie. Daarom is een professionele journalistieke praktijk niet alleen de minst slechte oplossing, zoals Joustra zegt, maar ook de beste manier om berichtgeving zoals deze mogelijk te maken.

2/04/2007

De dreiging van de burgerjournalistiek

De journalistiek wordt bedreigd. Burgers liggen op de loer om de taken van de journalist over te nemen. Over tien jaar is minstens de helft van de journalisten zijn baan kwijt. Heus waar? Nee. Hoewel kranten inderdaad abonnees verliezen en redacties uitgedund worden, zien we vooral een verandering van de journalistieke praktijk en gaat van de burgerjournalistiek voorlopig weinig dreiging uit.

Dick van Eijk, journalist van NRC Handelsblad houdt zich bezig met de vraag wat journalistiek en burgerjournalistiek nu precies zijn. Voor het begrip journalistiek formuleert hij de volgende definitie: ‘Journalism is truth-seeking storytelling, primarily serving citizens, without a legal foundation.’ Hieruit volgt volgens hem dat burgers nauwelijks serieuze journalistiek bedrijven. Via weblogs of websites zien we een groot aantal genres aan ons voorbijtrekken, maar echte journalistiek zit er weinig tussen. Bovendien wordt ook nog overschat hoeveel burgers daadwerkelijk met hun weblogs bezig zijn. Schrijvers die wel serieus bezig zijn, plaatsen vaak niet eens echt veel berichten op hun blog.

Hierin heeft Dick van Eijk dus gelijk, er is nauwelijks sprake van echte ‘burgerjournalistiek’ en ‘publieke conversatie’ is inderdaad een mooie term voor de elektrische versie van dat wat vroeger misschien op gewoon op straat plaatsvond. Maar deze ‘publieke conversatie’ kan nog steeds een grote bedreiging vormen voor de manier waarop de journalistiek nu werkt, oftewel de traditionele journalistiek. Ook dit is media-aanbod, ook deze sites worden bezocht door burgers. Dit aandeel is gering, maar het gehele aanbod samen kan toch verantwoordelijk zijn voor grote groepen bezoekers. Het ligt er dus maar net aan hoeveel aandacht er nog is voor ‘nieuws’ in het algehele medialandschap.

De taken van de journalistiek worden dus niet zomaar overgenomen door de burger. Maar waar in dit debat soms weinig besef van lijkt te zijn, is dat zowel het medialandschap als de journalistiek aan grote veranderingen onderhevig zijn. De technologie van het internet zorgt voor een nieuw distributiesysteem van content, dat ook nog eens veel nieuwe mogelijkheden met zich meebrengt. De mogelijkheden om via het internet te publiceren en een miljoenenpubliek te trekken zijn plotseling voor iedere burger met enig kennis van zaken en een internetverbinding aanwezig. Dit is een verandering, aangezien dit voor het individu in het verleden vrijwel onmogelijk was en men afhankelijk was van bijvoorbeeld kranten, televisieprogramma’s. Op het internet is er dan ook een zeer groot en versnipperd aanbod van informatie ontstaan.

Maar ook de mediaconsument verandert, al dan niet onder invloed van de mogelijkheden van het internet. Deze wordt zelfbewuster, wil en heeft meer te vertellen en brengt ook eigen gecreëerde content. De gevolgen zijn al zichtbaar, de mediaconsument bepaalt steeds meer zelf waar hij zijn nieuws vandaan wil halen en wanneer hij dit wil bekijken. Journalistieke organisaties proberen dus hun content steeds meer in hapklare brokken te presenteren, via verschillende media toegankelijk te maken en nemen meer mogelijkheden in bijvoorbeeld hun sites op zodat ook de gebruiker zijn eigen content kan publiceren. Deze content neemt een belangrijkere plaats in binnen mediaorganisaties dan voorheen.

In de huidige tijd zien we ineens heel veel verandering, daar waar bijvoorbeeld televisie een redelijk stabiele periode heeft meegemaakt. Zo komt bijvoorbeeld het broadcast-model van televisie onder druk te staan en dalen de oplages van kranten. De journalistiek zal zich aan de nieuwe situaties moeten aanpassen en dat gebeurt al volop. Het is zo dat verandering niet perse slecht is en ook de journalistiek moeten we eerder zien als dynamisch dan statisch. Onder druk van andere omstandigheden en een andere maatschappij waarin de journalistiek moet functioneren, zal er een andere journalistiek ontstaan, die wellicht minder groot is qua omvang dan de huidige of waarin meer gebruik gemaakt wordt van niet-professionele en/of subjectieve bronnen, waarbinnen de mediaconsument zelf zal moeten bepalen wie hij gelooft of wie niet.

Maar wat is dan de garantie dat er iets als een journalistieke praktijk zoals wij die nu kennen zal blijven bestaan? Zullen de veranderingen in het medialandschap er niet voor zorgen dat er straks geen sprake is van journalistiek of dat burgers en verschillende groeperingen straks het nieuws zelf zullen brengen? Ondanks dat ik verwacht dat de journalistiek sterk van karakter zal veranderen, zoals dat in het verleden ook al gebeurde, is er toch iets belangrijks dat journalistiek onderscheid van hetgeen burgers en kleine partijen naast de traditionele journalistiek doen. Juist de journalistieke codes van toetsing van verhalen, van bronnen, de professionele werkwijze van journalisten werkzaam bij kranten, magazines, televisieprogramma’s of professionele websites, het goed kunnen maken van een onderscheid tussen dat wat belangrijk is en wat niet en de kwaliteit van het eindproduct zullen de doorslag geven. Deze factoren zullen zorgen dat er behoefte blijft bestaan aan een goede, professionele journalistieke praktijk, omdat één of meerdere van deze factoren in andere producties zullen ontbreken. Juist dit kwaliteitskenmerk dat maakt dat producties van traditioneel sterke mediaorganisaties gewaardeerd zullen blijven worden binnen een steeds groter wordend media-aanbod.

1/28/2007

Journalist, tot de dood erop volgt

De moord op de Turkse journalist Hrant Dink heeft de wereld opgeschrikt. Dink had een mening over de Armeense genocide en werd daardoor regelmatig bedreigd door Turkse nationalisten. Hij liet zich hier niet door afschrikken. Uiteindelijk werd hij vlak voor het kantoor van zijn krant neergeschoten. Hoe tragisch ook, zonder mensen zoals Dink zou de journalistiek zijn functie verliezen.

De moord op Dink staat natuurlijk niet op zichzelf. Overal ter wereld vinden journalisten in hun werk de dood. Soms is dat omdat ze werkzaam zijn in gebieden waar het gevaarlijk is, maar soms ook omdat ze een mening hebben en hiervoor uitkomen. Op het moment dat een journalist om zijn mening vermoord wordt, zijn democratische processen in het geding.

Veronica Guerin is een bekend voorbeeld van een journalist die binnen haar werk de dood vond. Ze schreef artikelen over de onderwereld in Dublin. Ze dompelde zich steeds verder onder in deze wereld en dit bracht steeds grotere gevaren met zich mee. In de gelijknamige film ‘Veronica Guerin’ wordt duidelijk hoe ze bij het zien van de vele verslaafde kinderen in de achterbuurten van Dublin tot op het bot gemotiveerd raakt om de handel en wandel van de Ierse drugsbaronnen aan het daglicht te brengen. Maar Guerin raakte zover verstrengeld in de Ierse gangsterwereld, dat ze er een speler in werd. En helaas voor haar was ze een speler die een te grote bedreiging voor enkele drugsbaronnen vormde, waardoor ze uiteindelijk uit de weg werd geruimd.

Het verhaal van Guerin roept de vraag op hoe ver een journalist zou moeten gaan in zijn strijd om soortgelijk onrecht aan het oppervlakte te brengen. Guerin werd wel naïef genoemd en zou door haar roekeloze gedrag haar familie in gevaar gebracht hebben. En wat moet een journalist die, zoals Dink, wordt bedreigd om het hebben van een bepaalde mening? Wat te doen als door het werk de privé-omstandigheden van de journalist worden aangetast, zoals bij Guerin, die thuis werd bedreigd en zelf werd aangevallen? Het probleem van deze Ierse journaliste was dat ze met zulke belangrijke zaken bezig was, die zo bedreigend waren voor een aantal criminelen, dat het voor haar onmogelijk werd de ‘journalistenpet’ nog af te kunnen zetten.

Het is de taak van de journalist om misstanden aan te tonen. Het geval van Guerin laat echter hoe moeilijk het is te bepalen hoe ver te gaan. De strijd die ze streed was voor een goede zaak, maar de last die ze daardoor op haar schouders kreeg was te zwaar voor één persoon om te dragen. De pen kan evenzeer een wapen zijn net als het pistool, waardoor de journalist een serieus te nemen factor in menig conflict is. Het pistool is echter een wapen dat een vaak definitiever resultaat heeft dan de pen.

Guerin zou geen slechte journalist geweest zijn als ze had besloten de handdoek in de ring te gooien, nadat de druk op haar groeide en groeide. Ze bracht inderdaad haar familie in gevaar, vader en zoon hadden hier niet voor gekozen. Op het moment dat je als journalist zelfs thuis bedreigd en aangevallen wordt is een grens bereikt. Het is het moment waarop het uitvoeren van het werk bijna onmogelijk gemaakt wordt en de journalist als mens eigenlijk niet meer bestaat.


Daar staat tegenover dat het ver gaat om journalisten als Guerin en Dink roekeloos te noemen. Guerin probeerde om een proces in Ierland te doorbreken om te voorkomen dat er nog meer drugsleed gebracht zou worden en nog meer drugsbaronnen ten koste van dit leed hun zakken konden vullen. De manier waarop ze te werk ging was soms roekeloos. Ze had kunnen verwachten dat de onderwereldfiguren nergens voor terug zouden deinzen. Maar was het Guerin’s schuld dat ze alleen moest gaan in deze strijd? En kan het haar verweten worden dat ze ondanks de bedreigingen bleef strijden voor een goede zaak?

Na de moord op Guerin ontstond er een massaal protest in Ierland, waar ook in Turkije na de moord op Hrant Dink sprake van was. Er werd een jacht geopend op de moordenaars en de drugsbendes van Dublin. De Ierse regering realiseerde de veranderingen in de belastingregels waardoor de drugsbaronnen aangepakt konden worden. Hiervoor werd zelfs de grondwet verandert. Guerin bereikte op deze manier door haar schrijven en haar dood haar uiteindelijke doel.


Daarom mag de wereld blij zijn dat er mensen zoals Guerin zijn, journalisten die ondanks bedreigingen blijven doorschrijven over belangrijke zaken als deze, journalisten die doorstrijden tot de dood erop volgt. Hoe roekeloos of gevaarlijk het optreden van Guerin ook gevonden werd, het heeft een belangrijk verschil gemaakt en een groot probleem in de Ierse samenleving aangepakt. Zonder personen als Guerin zou veel onrecht in de wereld onbesproken en onaantastbaar blijven. Dat voor sommige journalisten de zaak waarvoor ze strijden nog belangrijker is dan hun eigen veiligheid, getuigt van heel veel lef en idealisme. Deze journalisten zijn de beschermheiligen van het vak, ze laten zien dat een journalist zijn boodschap niet laat beïnvloeden, zelfs niet door de meest extreme middelen. Helaas is de consequentie hiervan dat een sterker wapen dan de pen wordt ingezet wordt om de journalist het zwijgen op te letten.

1/21/2007

Internetjournalistiek

Wat is internetjournalistiek? Daar draait de lezing donderdag onder andere om. Sietske van Weerden, adjunct-hoofdredacteur maakt er een interessante opmerking over. Internet is volgens haar alleen een technologie. Volgens haar bestaat er niet zoiets als internetjournalistiek.

Internetjournalistiek. Het is een term die steeds vaker te horen is. Een misschien wel gehypte term. Want wat is dit dan precies? Sietske haalt definities aan die Wikipedia weergeeft:

Journalistiek die het internet, of typische internet-verschijnselen, als onderwerp heeft.
Journalistiek die via internet wordt bedreven (gepubliceerd).
Journalistiek die internet als bron gebruikt.
Journalistiek die uitsluitend bestaat op het internet (een omschrijving van internetjournalist en mediafilosoof Mark Deuze)

Vooral journalistiek die via internet wordt bedreven wordt vaak omschreven met de term internetjournalistiek, als het gaat om sites als nu.nl, maar ook in de discussies rond weblogs. In dit geval is het dus het medium dat bepaalt over wat voor soort journalistiek we het hebben. En alhoewel we inderdaad ook de term televisiejournalistiek kennen, is het maar de vraag of dit wel de juist manier is om een gebied te definiëren.

Zo zijn er journalisten die in kranten schrijven en in tijdschriften. Ook hier wordt geen onderscheid gemaakt. En wat te doen met de artikelen van de Volkskrant die ook op de websites verschijnen? Het is moeilijk om hiertussen verschillen te maken. Anders is het bij een site als Indymedia.nl, die het internet gebruikt om lezers zelf materiaal aan te laten bieden. De discussie of dit nu wel of geen journalistiek buiten beschouwing gelaten, gaat het hier inderdaad om ‘journalistiek’ die volledig gebruikt maakt van de mogelijkheden die het internet biedt. Een dergelijk systeem zou op papier veel moeilijker kunnen functioneren. Maar of dit dan ‘internetjournalistiek’ is, blijft onduidelijk.

Bovendien wordt het steeds problematischer om internet te zien als een medium. Het biedt immers beeld, tekst en audio. Verder zijn er directe communicatiemogelijkheden zoals mail of chat en worden steeds meer interactieve applicaties gecreëerd. Het wordt dan ook steeds moeilijker te bepalen wat internet dan is. Zijn de afleveringen die teruggekeken kunnen worden op Uitzendinggemist nu televisie of internet-televisie?

Internet zie ik daarom liever als de achterliggende technologie die bovenstaande voorbeelden mogelijk maakt. Internet is een nieuwe manier om journalistieke producten te distribueren.
Dit kan gelden voor beeld, tekst en audio. Hierdoor ontstaan wel kleine verschillen. Zo wordt voor filmpjes op het internet het advies gegeven dat ze kort moeten zijn, evenals teksten, die ook een iets andere opbouw hebben. Maar verder is er niet heel veel nieuws onder zon, of het moeten de mogelijkheden zijn om te reageren. Gebruikers krijgen meer invloed, hebben mogelijkheden om reacties te plaatsen op sites of kunnen zelf weblogs bijhouden. Maar vooralsnog is journalistiek via internet nog niet per ce internjournalistiek. Omdat grote verschillen ontbreken, lijkt het er eerder op dat internetjournalistiek als terrein nog in ontwikkeling is.